‘Hoe weet je nou of die bepaalde pathologische structuur onder de echoprobe de symptomatologie veroorzaakt?’
Die goede vraag wordt mij af en toe gesteld. In sommige gevallen is twijfel ongegrond, bijvoorbeeld bij een recente scheur van het caput longum van de biceps. In andere gevallen kijk ik of er een relatie is met de anamnese en eventueel met functietesten. Is er een duidelijke relatie dan is de uitslag van de echo een comfortabel zekerheidje.
Makkelijk is het echter niet altijd; maar al te vaak denken we met een tendinopathie in combinatie met eventuele hypervascularisatie genoeg bewijs te hebben om een betrouwbare diagnose te stellen. Dat kan u op kritiek komen te staan en onnodig een schaduw werpen over de diagnostiek.
Immers: het komt met enige regelmaat voor dat een ‘tendinopatisch verdikte pees’ geen klachten geeft; we weten niet precies hoe dat komt.
U hebt met uw echoprobe echter een extra ‘tool’ in handen: door druk uit te oefenen op de verdachte structuur – met uw probe of palperende vinger – vraagt u naar herkenbare pijn. Past het antwoord bij uw echobeeld (en bij uw overige diagnostiek) dan kunt u met overtuiging uw diagnose stellen…
In combinatie met palpatie, kan met echografie nauwkeurig bepaald worden welke structuur de klachten kán veroorzaken en of die weefselstructuur dat inderdaad doet.
Sonopalpatie wordt beschouwd als doelmatig om symptomatologie vast te stellen.
Zie: Greater Trochanteric Pain Syndrome, Semin Musculoskelet Radiol 2013;17:43–48
At Voorhorst