Bericht voor fysiotherapeuten, artsen, orthopeden en andere zorgprofessionals
Vandaag een opmerkelijk artikel in de Volkskrant / Sir Edmund Wetenschap 30 september 2017
‘Te vaak worden voorlopige uitschieters in een test of experiment aangezien voor the real thing’
Dit heeft er onder andere mee te maken dat ‘we‘ in de statistiek een p-waarde gebruiken waarbij de kans op toeval 5% mag zijn (p=0,05). Gepleit wordt voor de invoering van een p-waarde van 0,005 waarmee de kans op toeval nog 1/2 % is. Met deze aanpassing zou de wetenschap orde op zaken stellen vermeldt het artikel.
Mijn persoonlijke conclusie na het lezen van het artikel is, dat mijn intuïtieve twijfel over schoudertesten – en de juichende commentaren bij hoge scores voor sensitiviteit en specificiteit – een meer wetenschappelijke basis heeft dan ik voor mogelijk hield!
De afgelopen maanden heb ik bij patiënten met schouderklachten de diverse relevante schoudertesten gedaan en vervolgens met echografie gecontroleerd op anatomisch substraat. Ook andersom, dan maakte ik eerst een echo en vervolgens voerde ik de testen uit. Geen wetenschappelijke setting met een afgewogen ‘plan de campagne’.
Mijn eerste indruk is dat schoudertesten en echografie elkaar kúnnen aanvullen, daarmee neemt de kans op een juiste diagnose toe (indien de uitkomsten van de individuele testen significant zijn). Daarbij is het noodzakelijk zowel testen als echografie te plaatsen in het juiste kader. Indien men meent de kans op een diagnose te hebben bepaald met de formule van Bayes (de achteraf kans = de vooraf kans x het statistische bewijs) dan kan de uitslag van een test of van een echo (los) toegevoegd worden als steunbewijs. Wil men dat niet dan bestaat de mogelijkheid testresultaten of echoconclusies te verwerken in Bayes theorama. Dat is uiteraard voer voor statistici!
NB: de ‘waarde’ van de schoudertesten dient nu wel afgewaardeerd te worden en naar de waarde van echografie moet meer onderzoek worden gedaan…